Rhinopneumonie
Rhinopneumonie is een virusziekte bij het paard, die veroorzaakt wordt door twee verschillende herpesvirussen (EHV1 en EHV4). Alle paarden in Nederland komen regelmatig met deze virussen in contact, waarvan bijna alle paarden met het EHV4 virus en 20-40% van de paarden met het EHV1 virus.
verschijningsvormen
Rhinopneumonie kent drie verschijningsvormen:
- verkoudheidsvorm: deze vorm komt zeer regelmatig voor (vooral bij jonge paarden) en wordt voornamelijk door EHV4 veroorzaakt. Symptomen zijn koorts, snotneus, hoesten en/of dikke benen.
- abortus-vorm: zien we regelmatig bij merries en wordt bijna altijd veroorzaakt door EHV1. Deze vorm veroorzaakt abortus of zeer zwak geboren veulens die vaak sterven.
- neurologische-vorm: deze komt slechts incidenteel voor en wordt altijd veroorzaakt door EHV1. Hierbij worden neurologische verschijnselen waargenomen. Het begint meestal met een wat slappe staart en ataxie. Eventueel kunnen ernstiger verlammingsverschijnselen optreden. Meestal zijn alleen de achterbenen aangetast, maar in de ernstigste gevallen kunnen ook de voorbenen meedoen.
Het is helaas niet bekend waarom een bedrijf soms getroffen wordt door abortussen of verlammingsproblemen.
Verspreiding
De verspreiding van het rhinopneumonie-virus vindt voornamelijk plaats door direct en indirect contact tussen paarden of door samen stallen in één ruimte. Het virus kan ook door de mens via kleren en handen worden overgedragen, als deze van het ene naar het andere paard gaat. Door het treffen van hygiënische maatregelen (goed douchen, schone kleren en schoenen) kan deze vorm van overdracht worden uitgesloten.
Het passeren van paarden op straat of in het bos is dus geen mogelijke bron van besmetting als direct contact wordt voorkomen. Een bedrijf dat een (mogelijk) probleem heeft doorgemaakt dient minimaal drie weken na de laatste koortsaanval contacten met andere paarden te vermijden.
Verdenking
Op dit moment is het advies om bij abortus of een neurologisch problemen de diagnose te laten bevestigen door middel van het inzenden van de verworpen vrucht en placenta of door middel van serologisch/PCR onderzoek op relevante monsters (vaginaalswab, aspiratiebiopt long, neusswab, bloed). Als er een ernstige verdenking is wordt geadviseerd het bedrijf gesloten te houden totdat de diagnose bekend is.
diagnose ehv1 bevestigd, en dan?
Wanneer de diagnose EHV1 is bevestigd, dient het bedrijf te sluiten. Dat wil zeggen dat er gedurende tenminste vier weken na het verdwijnen van de klinische symptomen geen paarden van en naar het bedrijf vervoerd worden. De neusuitvloeiing van besmette paarden kan veel virusdeeltjes bevatten, maar ook paarden zonder zichtbare neusuitvloeiing kunnen besmettelijk zijn! Het directe neus-neus contact met besmette paarden is zoals boven al beschreven de belangrijkste route van verspreiding, hoesten of proesten bevordert de overdracht, maar wordt lang niet altijd gezien.
De "verdachte” paarden (bijvoorbeeld paarden die in contact zijn geweest met geïnfecteerde paarden) dienen tweemaal daags getemperatuurd te worden gedurende 1 week. Indien een duidelijke temperatuursverhoging wordt vastgesteld, is het advies een relevant monster (vaginaalswab, aspiratiebiopt long, neusswab, bloed) te nemen voor serologisch/PCR onderzoek op de aanwezigheid van EHV1 (en eventueel EHV4). Deze PCRs worden drie maal per week ingezet in het GD laboratorium, waarna uitslag dezelfde dag of de volgende dag volgt.
Let wel: de neurologische vorm van rhinopneumonie treedt meestal op binnen één tot 14 dagen na de koortspiek, terwijl de abortusvorm na 2 weken tot enkele maanden kan optreden. De koortspiek wordt echter lang niet altijd waargenomen.
Het is belangrijk om zo mogelijk voldoende afstand te creëren tussen paarden en in ieder geval te voorkomen dat ze direct neus-aan-neus-contact kunnen hebben. Het is verder raadzaam om alle verdachte en/of besmette paarden zo goed mogelijk te isoleren. Als dit niet mogelijk is niet gaan slepen met de paarden, maar de afdeling waarin de diagnose gesteld is zoveel mogelijk gescheiden behandelen van de rest van het bedrijf.
In de bedrijfsvoering is het verstandig eerst de (nog) niet besmette paarden te verzorgen en pas als laatste de EHV-1 positieve paarden. Verzorgers van verdachte paarden moeten dus ook niet heen en weer lopen tussen de verschillende groepen paarden op een bedrijf. Door paarden in groepen in te delen, deze groepen apart te houden en alle hygiënemaatregelen goed in acht te nemen, wordt de kans op verspreiding gereduceerd.
Na een abortus moet het veulen en de placenta zo snel mogelijk in dubbele lekdichte plastic zakken verpakt en afgevoerd worden. Zo mogelijk moet de merrie of andere PCR-positieve paarden naar een isolatiestal verplaatst worden.
Tips voor een correcte desinfectie van boxen en stallen in het kader van herpesvirussen:
- alle bodembedekking (stro, zaagsel of vlas) verwijderen en zo snel mogelijk van het bedrijf afvoeren;
- bodem en muren goed huishoudelijk reinigen door schrobben met water en zeep
- bodem en muren goed op laten drogen (virussen kunnen slecht tegen uitdroging);
- vervolgens desinfecteren met Halamid in de voor virussen voorgeschreven concentratie en dit gedurende 20 minuten in laten werken;
- daarna goed spoelen met water.
- Gebruik geen hogedrukspuit voor het schoonmaken, omdat het virus zich dan via kleine waterdruppeltjes in de lucht kan verspreiden!
behandeling
Voor rhinopneumonie is geen specifieke therapie. In het geval van de verkoudheidsvorm is dat geen probleem, omdat de paarden doorgaans snel herstellen (net zoals een verkoudheid bi j de mens). De abortus-vorm veroorzaakt de dood van de vrucht of van het ernstig ziek geboren veulen, maar geeft geen echte ziekteverschijnselen bij de merrie. Voor het veulen is behandeling niet mogelijk en voor de merrie meestal niet nodig.
In het geval van de neurologische-vorm is er geen echte therapie, maar paarden met de neurologische-vorm hebben wel intensieve verpleging nodig. Met een goede verzorging kunnen deze paarden gedeeltelijk of volledig herstellen.
De belangrijkste punten van de verzorging zijn:
- voorkomen dat het paard (als hij zich niet meer staande kan houden) in paniek raakt, gaat liggen "vechten" en zichzelf ernstig beschadigt
- voorkomen dat de blaas overrekt wordt, door middel van katheteriseren. De zenuwaandoening van de achterhand begint met een gedeeltelijke blaasverlamming en dit heeft o.a. tot gevolg dat het paard geen plasdrang meer heeft.
- zorgen dat het paard voldoende vocht en voedsel binnen krijgt
Preventieve maatregelen op bedrijfsniveau
Het is verstandig zoveel mogelijk contact tussen de paarden (vooral neus-aan-neus) te vermijden en de stallen goed te ventileren. Wedstrijdpaarden, fokpaarden en jonge paarden kunnen het beste in drie aparte groepen gehuisvest worden. Eventueel kan nog een vierde groep gevormd worden van rijpaarden die nooit buiten het bedrijf komen. Paarden die terugkeren van wedstrijden (waar zij mogelijk in contact kwamen met geïnfecteerde paarden), kunnen het beste apart (geïsoleerd) van de andere paarden gehuisvest worden. Hierbij moeten natuurlijk ook afzonderlijke voer- en drinkbakken gebruikt worden en moeten de verzorgers hygiënische maatregelen nemen (handen wassen/ontsmetten en wisselen van kleding bij overstappen van de ene paardengroep naar de andere). Gedurende de isolatieperiode is het aan te raden om de paarden twee maal daags te temperaturen gedurende minimaal één week.
Paarden waarvan de verdenking bestaat dat zij de ziekte onder de leden hebben of die in contact geweest zijn met zieke paarden, moeten zo goed mogelijk geïsoleerd worden.
Preventieve maatregelen op sectorniveau: wedstrijden, keuringen en paardenmarkten
De KNHS/KWPN/SRP partijen zijn leidend in wat zij aan haar leden adviseert. De besmettingskans wordt uiterst gering geacht voor een paard dat een buitenwedstrijd bezoekt en daarbij niet in direct contact komt met andere paarden (en dan ook tussen de activiteiten op de eigen trailer blijft staan). Veel paarden dichtbij elkaar bij een wedstrijd binnen verhoogt het risico op infectie, omdat het virus zich ook over korte afstand via de lucht kan verspreiden in kleine ruimtes. Het stallen van een paard bij vreemde paarden brengt relatief het grootste risico met zich mee.
Stress (vervoer, wedstrijden etc.) doet bij besmette paarden de kans op neurologische symptomen waarschijnlijk toenemen. Het is daarom aanbevelenswaardig paarden eenmaal daags te temperaturen en bij een koortspiek stress en echte inspanning enkele weken zoveel mogelijk te vermijden.
Op wedstrijden, keuringen en paardenmarkten komen paarden samen van allerlei plaatsen en het is daarom van belang om te zorgen dat uw paard geen rechtstreeks contact heeft met andere paarden. Dit houdt in: paarden niet aan elkaar laten snuffelen, alleen eigen wateremmer en voerbak gebruiken en paarden het liefst niet elders op stal zetten. Dus: paard afladen om te rijden, contact met andere paarden voorkomen en ook zelf geen andere paarden aanraken en na het rijden het paard rechtstreeks weer op de trailer zetten.
Bij thuiskomst is het verstandig om paarden die elders geweest zijn niet direct in de groep terug te plaatsen, maar ze tenminste drie weken apart te houden. Dit laatste is echter vaak niet haalbaar en vandaar het advies om op een paardenbedrijf de paarden in drie of meer groepen in te delen.
Transport van paarden
Bij de neurologische vorm van rhinopneumonie is er geen verbod om paarden te transporteren. Het transporteren van paarden is ook geen probleem zolang er geen contact met vreemde paarden is. Indien bij een paard op een bedrijf met abortus of de neurologische vorm van rhinopneumonie de aanwezigheid van EHV-1 wordt bevestigd, dient het bedrijf na herstel van het laatste geval nog tenminste 4 weken gesloten te blijven. Dit wil zeggen: geen transport van paarden van en naar het bedrijf. Het is ook verstandig om binnen het bedrijf de zieke en de positief-geteste paarden te isoleren van de rest. Het is echter niet nodig om in een bepaalde straal rondom een besmet bedrijf het transport van paarden te verbieden of af te raden, zoals dat wel bij andere besmettelijke dierziekten zoals varkenspest en mond-en-klauwzeer gebeurt.
Transport of het verhuizen naar een andere stal kunnen stress opleveren voor een paard en hierdoor het dier juist vatbaarder maken voor een EHV-infectie. Daarnaast kan het bijdragen aan het weer actief worden van een ‘slapende' infectie bij een paard dat drager is.
Vaccinatie
Redenen om te kiezen voor vaccinatie tegen EHV zijn:
- het verminderen van de ernst van luchtwegklachten bij een EHV infectie
- het verminderen van de verspreiding van het virus in de luchtwegen van veulens, jaarlingen en paarden die een hoog risico hebben op besmetting (zoals show- en wedstrijdpaarden)
- het verminderen van de infectiedruk op een bedrijf en daardoor de kans op besmetting verkleinen
In Nederland zijn diverse rhinopneumonie vaccins geregistreerd. Vaccineren draagt bij aan een vermindering van de ernst van luchtwegklachten en leidt ook tot verminderde uitscheiding van virus. Dit werkt echter het beste als alle paarden op een bedrijf tweemaal per jaar worden gevaccineerd. Het vaccineren van één of enkele dieren op een bedrijf is minder zinvol.
Er is op dit moment één vaccintype dat ook een claim heeft voor de abortusvorm. Hierbij wordt geadviseerd de merries drie maal tijdens de dracht te laten vaccineren. De bescherming die deze vaccinatie biedt tegen abortus is echter niet volledig. Daarnaast is er geen enkel vaccin dat claimt bescherming te geven tegen de neurologische vorm van rhinopneumonie. Toch kan vaccinatie ook bij deze vormen van rhinopneumonie op twee manieren wel degelijk een positieve invloed hebben; een EHV-1 infectie kan bij gevaccineerde paarden moeilijker aanslaan en als de infectie toch aanslaat kunnen de gevaccineerde paarden zelf mindervirusdeeltjes gaan uitscheiden. Het is echter goed om te realiseren dat ook op volledig gevaccineerde bedrijven zowel uitbraken van abortus als ook van de neurologische vorm alsnog kunnen voorkomen.
Wegens productieproblemen zijn niet altijd alle vaccins verkrijgbaar. Informeer bij uw dierenarts wat de mogelijkheden zijn op dit moment.
Basis vaccinatie: na de eerste keer vaccineren tegen Equip EHV 1,4 (Rhino), deze herhalen na 4-6 weken.
Herhalingsvaccinatie: iedere 6 maanden.
Drachtig paard: op 5, 7 en 9 maanden van de dracht vaccineren (niet vroeger dan op 5 maanden van de dracht).
Veulens: vanaf 5 maanden